Stien van Nieuwpoort-van Gemen

Stien van Nieuwpoort-van Gemen (1919 – 2018)

Stien, 98 jaar oud, ziet de middag van de razzia nog helder voor zich: ‘Als de dag van gisteren.’

Stien van Nieuwpoort-van Gemen is geboren en getogen in Amsterdam Noord. Op 16-jarige leeftijd kwam zij als leerling gummiplakster in dienst bij Hollandia Kattenburg. Zij heeft er ca. 10 jaar o.a. vanwege de gezellige sfeer met plezier gewerkt op de gummi-afdeling.

Eind mei 2017 vertelde Stien van Nieuwpoort aan Monica Kattenburg over haar werk bij Hollandia en over wat zij zich nog herinnerde van de razzia.  Zij zegt dat als zij eraan terugdenkt, het lijkt of het gisteren is gebeurd.

Die elfde november stormde de Grüne Polizei onze afdeling binnen. We wisten niet dat alle in- en uitgangen al waren afgesloten. We mochten niet meer praten, moesten allemaal gaan staan en niet van je plaats komen. Je kon niet vluchten, de afdeling was afgezet en we moesten blijven staan aan de tafel waaraan je werkte. Ik herinner me mijn collega’s Sara Melkman en Rebecca Groenteman en ook onze chef Louis de Groot, de vader van Marco de Groot (voor zijn verhaal zie Het Kaddisj onder Herdenking).

De moffen hadden zich in twee rijen opgesteld en wij moesten allemaal achterelkaar tussen die rijen door lopen. Vervolgens werden de Joodse medewerkers naar rechts gestuurd en de niet-Joden naar links. Ik werd dus naar links gestuurd en moest op de afdeling blijven tot alle Joodse medewerkers waren afgevoerd. Daarna werden wij naar het schaftlokaal beneden gebracht. Terwijl wij daar zaten te wachten, zagen wij (het was inmiddels half zes geworden) onze Joodse collega’s in lange rijen voorbij komen. Ik wilde mijn hand opsteken naar mijn collega’s, maar dat mocht niet. Je mocht ook niets roepen. Wij waren doodsbang. Toen ze allemaal waren afgevoerd – het was toen omstreeks acht uur – mochten we eindelijk naar huis.

Later hoorden we dat ook de niet-opgepakte Joodse werknemers die op die dag niet werkten en ook hun familieleden waren opgehaald, naar de Hollandse Schouwburg gebracht en vandaar naar Westerbork. Van onze afdeling is niemand van hen teruggekomen.

De fabriek is een paar dagen gesloten geweest. We moesten thuis wachten tot we weer opgeroepen werden om te gaan werken. We kregen allerlei oorlogsopdrachten, we moesten bv regenjassen van het front waar het bloed nog aanzat, repareren. We hebben zelfs rubberboten geplakt.

Toen mijn verloofde was opgeroepen voor de Arbeitseinsatz besloot hij om zich te melden, want hij voelde er niet voor om onder te duiken. Omdat getrouwde mannen sneller verlof kregen, zijn we zo snel mogelijk getrouwd. Op 31 mei 1943 gingen we om 9 uur in ondertrouw en diezelfde dag nog zijn we om 2 uur getrouwd. Al de dag na ons huwelijk vertrok hij als dwangarbeider naar Finland. Ik heb daarna nog ongeveer een jaar bij Hollandia gewerkt. Tussen de middag, tijdens schafttijd, ging ik gauw even naar huis om te kijken of er een brief uit Finland lag. Ik deed dat bijna elke dag en soms was er dan een brief, met blauwe strepen vanwege de censuur.

Na een jaar, 1944 dus, zou hij met verlof thuiskomen. Ik had al clandestien vlees gekocht voor zijn thuiskomst en slingers opgehangen. Geld had ik genoeg. Je kon een kamer ermee behangen, want het was niets meer waard. Het geld dat mijn man in Finland verdiende, kon ik hier ophalen. Maar hij kwam niet! Alle verloven waren ingetrokken vanwege de invasie in Normandië. Ik wist dat toen nog niet.

Na de bevrijding verwachtte ik hem elke dag. Op een dag in september werd er aangebeld en stond hij voor de deur met achter zich een bakfiets waarop zijn koffer lag. Hij was op het Centraal Station aangekomen waar je een ‘bakfietstaxi’ kon nemen, want echte taxi’s reden er niet meer.

Ik ga elk jaar naar de herdenking en loop dan om het monument heen en tik het aan, niet op een bepaalde naam, maar ter nagedachtenis. Dit is heel belangrijk voor mij. Als ik aan de razzia denk, lijkt het of het gisteren is gebeurd. Niet te geloven dat het nu al 75 jaar geleden is.