Toespraak Rob Oudkerk, 11 november 2011
Het is gruwelijk.
Alles begint opnieuw.
Alsof er niets gebeurd was.
Zo begint een gedicht van Hannie Michaelis.
Somber. Angstaanjagend.
Mijn vader en moeder hebben de oorlog overleefd. Joods waren ze allebei. Ik ook.
Mijn vader bleef na de oorlog alleen over, zijn hele familie was in Auschwitz vermoord. Hij had na de oorlog alleen nog verdriet, deed vele zelfmoordpogingen. Wat is dan eigenlijk het begrip overleving waard?
Mijn moeder zat in het verzet. Zij redde honderden kinderen, maar duizenden ook niet, zoals ze zelf altijd zei. Van die kinderen in treinen op weg naar de dood droomde en praatte ze na de oorlog iedere dag. Wat is dan eigenlijk het begrip overleving waard?
Van alle werknemers van Hollandia Kattenburg en hun gezinsleden, 820 mensen, hebben er 8 de concentratiekampen overleefd. Maar wat is dan het begrip overleving waard?
Beste kinderen van de IJpleinschool: jullie hebben als het goed is nog een heel mooi leven voor jullie. En jullie zijn hier bij een herdenking van mensen die al heel lang geleden dood zijn gemaakt, vermoord, vergast. Daar kunnen jullie je vast niks bij voorstellen. Dat kan ook niet.
Wat hier in Amsterdam Noord gebeurd is in en rondom de fabriek van Hollandia Kattenburg is namelijk nauwelijks te geloven: als jullie lezen of horen hoe het in 1940 en 1941 en 1942 gegaan is denk je vast: dat kan bijna niet waar zijn, dat is meer iets voor een film of een boek, iets dat niet echt gebeurd kan zijn. Mensen die er uitgegooid worden, of niet naar de concentratiekampen gebracht worden zolang je maar mooie kleding voor de Duitse weermacht maakt, bedreigingen, verraad, mishandelingen, of deportatie naar een kamp, Westerbork geheten, waar zieke mensen werden verzorgd en verpleegd en genezen om ze vervolgens op de trein te gooien en ergens anders te vermoorden, alle mannen vrouwen en kinderen die vergast zijn in Auschwitz en andere kampen: het is niet te bevatten.
Maar dat mensen dat kunnen doen, dat soort dingen, is veelzeggend. Daar zijn mensen dus toe in staat. Toen, zeventig jaar terug, en nu nog steeds.
Mensen dood maken op grond op grond van hun ras, hun afkomst, hun geloofsovertuiging, hun seksuele voorkeur. Of mensen bedreigen op grond daarvan. Je gelooft het niet tot je het hoort en ziet. Je denkt: dat is van vroeger, daarom herdenken we. Ook hier.
Maar heeft Hannie Michaelis dan toch gelijk? Is het alsof er niets gebeurd is? Want het gebeurt toch immers elders in de wereld nog dagelijks, dat mensen vernoord worden op grond van hun geloof of overtuiging? En mensen worden nog steeds bedreigd, niet alleen elders, maar ook hier in Nederland, vanwege hun afkomst, kleur of geloof. En die gewaarwording accepteer ik niet. Nu niet, in dit jaar waar angst en onzekerheid steeds meer leidraad lijken te worden bij keuzes die we met z’n allen maken, maar nooit niet.
Angst en onzekerheid krijgen steeds meer de overhand. Als het economisch minder gaat, als een crisis dreigt zoals nu, dan geldt een harde les uit de wereldgeschiedenis. Dan zoekt en vindt men, net als in de jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, slachtoffers. Zoekt men minderheden als schuldigen. Want angst is alleen te bezweren door anderen de schuld te geven, vraag dat maar aan psychologen. De Joden, de Turken, de Marokkanen, de homo’s, noem maar op.
En iedereen die hier staat weet het: ook hier in dit land, in deze stad spookt het her en der weer af en toe. Homo’s worden bedreigd op straat of voor de klas, Joden worden aangevallen in de tram. Het is misschien niet op veel plekken tastbaar, maar wel voelbaar. En al is het niet de gruwel die hier gebeurd is, waarvoor we hier bij elkaar zijn- het zijn wel tekenen aan de wand.
Amsterdams geschiedenis –mijn eigen geschiedenis-, -de geschiedenis van iedereen die hier nu is en de gruwel van Hollandia Kattenburg herdenkt- geeft ons allemaal de plicht, de opdracht om dat niet te accepteren. Niemand uitgezonderd.
Amsterdam moet daarbij voorop gaan lopen. Kan daarbij voorop gaan lopen. Liep immers al zo vaak voorop.
Voor de meesten van de Amsterdammers is de Tweede Wereldoorlog een vreselijke geschiedenis waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. Vooral voor veel jongeren is de Tweede Wereldoorlog een situatie van ooit en toen en nu niet bestaand. Denken jullie dat de meerderheid van de jongeren geleerd is dat vrijheid een bevochten recht is? Dat dat geen vanzelfsprekendheid is? Denken jullie dat veel jongeren weten hoe we onze vrijheid verworven hebben en tegen welke prijs? Toen, maar ook in de decennia erna?
We staan hier nu en elk jaar op deze dag weer om het verleden te herdenken. Maar herdenken is voor mij: toen en nu verbinden. En dus staan we hier ook omdat we duidelijk willen maken dat elke uiting van intolerantie jegens anders denkenden, anders gelovenden, mensen met een andere seksuele voorkeur of een andere huidskleur er een te veel is. Geen enkele uiting moet getolereerd worden. Herdenken is niet meer genoeg. Denken ook niet. Toen en nu verbinden ook niet. Doen moet het worden. Iedereen die intolerant is moet op zijn of haar gedrag worden aangesproken, autochtoon of allochtoon, gelovig of atheïst, homo of hetero, jong of oud. En alles wat was moet verteld worden.
Want DAT is overleving, dat maakt overleven het overleven waard.
Dat alles verteld wordt.
Want onwetendheid en onverschilligheid leiden tot slachtoffers zoeken: en vinden. En als angst en onzekerheid daar bovenop komen is het onkruid gezaaid en dat krijg je nauwelijks gewied. Scholen zoals die van jullie zijn wat mij betreft de centra waar we de strijd aangaan met de allesomvattende onwetendheid.
De onverschilligheid.
De angst voor het vreemde.
Door te vertellen.
De overleving te vertellen.
Wat er gebeurd is en zomaar kan gebeuren te vertellen. Het historisch besef bij te brengen dat nieuwe bedreigingen op mondiaal nivo, sluipend toenemende intolerantie, nieuwe onvrede, hoge verwachtingen, meer onzekerheid bij mensen over morgen en overmorgen allemaal oorzaak kunnen zijn voor nieuwe gruwel.
Onlangs zei een Surinaamse moeder van 2 kinderen, één van 11 en één 12 jaar oud, opgroeiend in deze stad, mij dat het haar geen moer kon schelen. Maar dat zij zich bezorgd maakte over haar kinderen. Haar kinderen gaven aan zich op een of andere manier ‘bedreigd’ te voelen. Niet meer gewenst. De uitspraak van Surinaamse moeder raakt mij tot op het bod.
Dit kan toch niet de bedoeling zijn van ons vrije en welvarende land. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat groepen mensen zich onveilig gaan voelen omdat ze zogenaamd anders zijn. De geschiedenislessen van mijn oude geschiedenisleraar op het Vossius Gymnasium spookte, stond na haar uitspraak, door mijn hoofd. Hij legde ons uit wat Fascisme allemaal kon inhouden. Het bleef een wat ongrijpbaar begrip. Als voorbeeld moest dus de ontembare haat die er was in de oorlog jegens de Joden, de Homoseksuelen en zigeuners en al het andere ‘niet Arische’ dienen. Leren van geschiedenis, dat is waar het om gaat. Waakzaamheid tegen de onverdraagzaamheid is nu zo lang na die oorlog weer een hoogst actueel onderwerp. En nog iets anders, zeg ik ook vooral tegen de leerlingen van de IJpleinschool, het plein met dit prachtige standbeeld.
Dat andere is dit: als dokter dacht ik altijd dat de wereld overzichtelijk was: je had slechte mensen en goede. Moordenaars en vredestichters. Haviken en duiven. Het is niet waar. In mijn eigen praktijk heb ik zoveel maal gezien dat goed en kwaad zich met elkaar hadden verbonden. Dat dat heel simpel gaat. Dat een moeder heel goed voor haar 2 zoontjes zorgt, voordat ze ze beiden in de steek laat door zelfmoord te plegen. Dat partners elkaar liefhebben en vervolgens kapot maken, soms figuurlijk, soms letterlijk. Het bestond. Het bestaat. Het zal bestaan. De versmelting van goed en kwaad. Het ontketende bij Hollandia Kattenburg de hel op aarde. Het zal er altijd zijn, steeds opnieuw. Goeie mensen kunnen slecht worden. Zomaar. Vertel het voort, aan iedereen die het wil horen en vooral aan hen die het niet willen horen: dat goed en slecht inwisselbaar zijn als dag en nacht die altijd op elkaar volgen. Het is de enige manier om er misschien ooit iets van te begrijpen. Bijvoorbeeld wat hier gebeurd is, in en rondom die zo mooie fabriek. Pure onwetendheid, onverschilligheid, onzekerheid en angst bestrijden. Dat is waarom het gaat. Alles moet benoemd. Alles moet verteld, gezegd. Wat het ook is. Open. Overal. Geen vorm van racisme, homohaat, antisemitisme of islamofobie mag worden ontkend. Of verzacht. Want als we dat toelaten, krijgt Hannie Michaelis wellicht definitief gelijk. Want uit een ander gedicht van haar: “Wie bij daglicht de gordijnen sluit zal verliezen wat hij heeft”
En meer dan dat!