Toespraak Van Bockxmeer 2018

Toespraak Annemieke van Bockxmeer, 12 november 2018

Dames en heren, jongens en meisjes,

Beste kinderen van groep 7 van de IJpleinschool, vandaag wil ik jullie als eerste toespreken. Jullie staan daar zo ernstig bij elkaar met jullie lerares. Ik ben blij dat jullie hier zijn, op dit koude en meestal lege plein waar vroeger de grote mooie fabriek van Hollandia Kattenburg stond. Op deze verdrietige dag kijk ik graag naar jullie en ik weet zeker dat ik niet de enige ben. Wat bijzonder dat jullie hier zijn. Jullie weten wat er op 11 november 1942 is gebeurd. Toch wil ik iets vertellen over de verschrikkelijke gebeurtenis van 76 jaar geleden, de razzia bij Hollandia Kattenburg. Niet omdat jullie het misschien vergeten zijn, want dat denk ik niet, maar omdat we hier met kinderen én volwassenen zijn. En omdat deze geschiedenis steeds weer verteld moet worden. We zijn hier samen. Het plein is nu niet leeg.

Wat ging er aan de ramp bij Hollandia Kattenburg vooraf?

In de winter van 1941 – 1942 begon het Duitse bezettingsbestuur met de  voorbereiding van de deportatie van de Nederlandse Joden. Begin juli 1942 werd Westerbork als doorgangskamp in gebruikgenomen. Op 15 juli vertrok de eerste trein met 1137 Joden naar Auschwitz. Vanaf die datum werden de Nederlandse Joden week in week uit via Westerbork naar het oosten gebracht en bijna allemaal vermoord. Hanns Albin Rauter, de leider van de Duitse politie en de SS in Nederland, ging het echter niet snel genoeg. Hij was op zoek naar mogelijkheden om nog meer Joden op te pakken en te deporteren.Op die manier wilde hij indruk maken op zijn baas in Berlijn, Heinrich Himmler. Daarom ergerde hij zich aan het grote aantal Joden dat voorlopig in Nederland mocht blijven omdat ze voor het Duitse leger werkten. Ook Hollandia Kattenburg produceerde voor de Wehrmacht, waardoor de Joodse werknemers zich veilig waanden.

Op 16 oktober 1942 werd met Rijkscommissaris Seyss Inquart afgesproken dat Joden die in de textielbranche werkten, niet gedeporteerd mochten worden. Dat beviel Rauter niet. Een dag later, op 17 oktober 1942, hoorde hij dat de Joodse werknemers van Hollandia Kattenburg sabotage hadden gepleegd. Dat verhaal was bij elkaar gelogen, maar Rauter greep zijn kans en begon aan de voorbereiding van de razzia bij Hollandia Kattenburg.Op 11 november 1942 was het zover.

’s Middags om half vijf stopte voor de fabriekspoort van Hollandia Kattenburg een groot aantal overvalwagens van de Grüne Polizei. Alle uitgangen werden afgesloten en onder leiding van Willy Lages , leider van de Duitse politie in Amsterdam, drong de Grüne Polizei, bijgestaan door Nederlandse agenten, de fabriek binnen. De achthonderd werknemers werden bijeengedreven. Al gauw werd duidelijk, dat het de Duitsers alleen om de 367 Joodse personeelsleden – mannen en vrouwen,jongens en meisjes – te doen was. Met grof geweld werden zij van hun collega’s gescheiden.

’s Avonds om 9 uur werden de Joodse Kattenburgers op de overvalwagens gedreven. Met de pont gingen ze naar de andere kant van het IJ en vervolgens naar het hoofdkwartier van de Duitse politie in de Euterpestraat. De groep werd in tweeën gesplitst. Saboteurs, watgelógen was, en gewone Joodse Kattenburgers. De saboteurs werden in de nacht mishandeld, verhoord, ook door Rauter persoonlijk, en de volgende dag naar de gevangenis in Scheveningen gebracht. Ondertussen zaten thuis echtgenoten en kinderen te wachten tot hun vader, zoon of dochter die bij Hollandia Kattenburg werkte, thuis kwam. Maar ze kwamen niet thuis. In plaats daarvan haalde de Duitse politie in de avond van 11 november en de daarop volgende dagen de familieleden, dus ook kleine kinderen, uit hun huizen. In een keer had Rauter 826 Joden opgepakt.

De niet-saboteurs en alle familieleden gingen direct naar Westerbork. Op 25 november werden bijna alle zogenaamde saboteurs daar ook naar toe gebracht. Op 30 november vertrok het Hollandia Kattenburg transport vanuit Westerbork naar Auschwitz. De gezonde mannen werden in Kosel uit de trein gejaagd om in Opper-Silezië dwangarbeid te verrichten. Zeven van hen overleefden de oorlog. De eindbestemming van de trein was Auschwitz. Van de groep die in Auschwitz aankwam, is na de oorlog één overlevende teruggekeerd.

De ramp bij Hollandia Kattenburg is 76 jaar geleden. Het is geschiedenis, zou je zeggen. Maar dat is het niet. Want de mensen die het meemaakten, voelden zich geen onderdeel van een historische gebeurtenis. Zij waren individuen met een eigen waardigheid,ieder op zijn of haar manier. Hun angst en pijn gaan niet meer over. Wat zij meemaakten, gaat ons begrip te boven, het is een verleden dat niet afgesloten kan worden, dat bij ons blijft. Op een dag als vandaag krimpt de tijd in elkaaren is het verleden heden.